5 juni 1918. In Groningen vindt een historische vergadering plaats. Kunstenaars Jan Altink, Toon Benes, Johan Dijkstra, Willem Reinders en Jan Wiegers willen tot een samenwerking komen van Groninger artiesten. Het was Altink die de naam voorstelde: De Ploeg moest de braakliggende Groninger kunstakkers omploegen en ontginnen als het landschap zelf. Tijdens de eerste tentoonstelling in 1919 waren honderdelf werken te bewonderen van twintig exposanten. Naast de oprichters sloten rond die tijd ook andere kunstenaars zich aan bij de Ploeg: Jan Jordens, George Martens, Alida Pott en H.N. Werkman.
De vernieuwingsdrang wordt in de jaren twintig aangewakkerd door de ontmoeting in het Zwitserse Davos van Wiegers met Ernst Ludwig Kirchner, voorman van het Duitse expressionisme. Zo ontstaat binnen De Ploeg ook het Groninger expressionisme, waarin het weidse Groninger landschap in vlammende kleuren en fantastische vormen wordt geschilderd. De kunstenaars maken portretten van elkaar, de grafiek bloeit op en er ontstaat een abstract constructivistische stroming.
De schilders van De Ploeg vertelt het verhaal van een bijzondere en onvervangbare groep kunstenaars die zich met weerhaken in de Nederlandse kunstgeschiedenis heeft vast weten te zetten.