
Blog | Atlas van de Veluwe
Tjirk van der Ziel schreef een blog voor WBOOKS na aanleiding van zijn nieuwe boek Atlas van de Veluwe
Wie op of aan de rand van het grootste natuurgebied opgroeit, is een bevoorrecht mens. Zeker nu rust en stilte schaars worden en de biodiversiteit onder druk staat, kun je op de Veluwe nog steeds eindeloos dwalen. Maar in mijn kinderjaren stond ik daar niet zo bij stil: de bossen, de heidevelden en de zandverstuivingen waren er gewoon. Met het maken van een atlas zou ik mij dus helemaal kunnen uitleven, want ik dacht van mijn geboortegrond toch al veel af te weten. Bovendien had ik inmiddels een diploma geografie op zak. Welke geheimen zou de Veluwe voor een rasechte Veluwenaar nog kunnen hebben?
Niets was minder waar. De Veluwe blijkt nog veel rijker aan verhalen dan ik ooit had vermoed. Laat ik er drie uitpikken die voor mij een eye-opener zijn geworden. Allereerst de stuwwallen. Nu kennen we de Alpen als hooggebergte met vaak adembenemende uitzichten. Daar ervaren we echt vakantiegevoel. Of neem de kolossale diepten van de Grand Canyon, de gigantische kloof in de Amerikaanse staat Arizona die op sommige plekken meer dan 1600 meter diep is. Het ontstaan van zulke landschappen ging in het verre verleden gepaard met onvoorstelbare geologische krachten. Daar zijn de Veluwse heuvels maar een peulenschilletje bij. Maar wie nauwkeuriger kijkt, ziet interessante verschijnselen die zelfs de Veluwe heel bijzonder maakt.

De meeste Nederlanders zullen weten dat hier ooit een dik pak ijs heeft gelegen. Een enorme gletsjer, uit het verre noorden, kwam al ploegend in een zachte bodem tot stilstand. Aan de zijkanten rees die bodem op: opbollend zand met klei dat flink in elkaar werd geplooid – een ratjetoe aan kromme aardlagen. Je zou zeggen, wat maakt dat uit? Maar voor regenwater nogal veel. Neerslag kan er moeilijk wegzakken; het duurt eindeloos lang voordat al die druppels ergens diep onder onze voeten in grondwater terecht komen. En nu komt het: juist omdat dit infiltreren zo lang duurt, worden ze door al dat zand weergaloos goed gezuiverd. Deskundigen vinden dit het beste (en smaakvolste) drinkwater ter wereld. Ons ‘Veluws goud’.
Dat brengt mij op het tweede verhaal: de rol van water. Al eeuwenlang staat het gebied bekend als hoog en droog. Wat dan over het hoofd wordt gezien is de kundigheid van onze voorouders om water af te tappen. Dat gebeurde al in de elfde eeuw, maar de echte doorbraak kwam vier eeuwen later toen slimme molenaars zich gingen toeleggen op het maken van papier.

Ze lieten de raderen dankzij de waterkracht gratis draaien, en met het zuivere, heldere water wisten ze de mooiste vellen te scheppen. Vooral de oostflank was met bijna tweehonderd molens een en al bedrijvigheid. Tijdgenoten waren opgetogen over de kwaliteit en de roem van dit Veluws papier verspreidde zich tot ver buiten onze grenzen.
Wat ook vaak vergeten wordt zijn de vele vennen en vennetjes óp de Veluwe. Een telling komt uit op circa 350 stuks; plekken dus waar het natter is dan de omgeving. Het water blijft daar staan, hoewel verdroging een steeds groter probleem vormt.

Tegenwoordig ogen waterrijke vennetjes erg romantisch, maar in het verleden was er soms sprake van heuse overstromingen. Zo vond er in 1891 bij Apeldoorn een treinongeluk plaats dat de landelijke pers heeft gehaald: een goederentrein op weg naar Amsterdam ontspoorde door “kolossale watermassa’s” vanaf de hogere delen, en wagons en bielzen werden “omspoeld door een zee van water, schuimend en bruisend als een snelstromende rivier”. Ook dat kon op de droge Veluwe gebeuren.
Tot slot het derde verhaal. Tegenwoordig denken de meeste mensen bij het woord ‘Veluwe’ aan bos, met plukken hei en wat zand. Dat was eeuwen geleden niet anders, alleen dachten zij eerder aan ‘woeste gronden’. Woest, want het voor de meeste Veluwenaren keihard ploeteren. Maar die gronden waren toen veel omvangrijker.

Ik kwam daar achter bij het bestuderen van de eerste Kadasterkaart uit 1832. Die is helemaal gedigitaliseerd, waardoor ik de verschillende functies in aparte kaartlagen kon krijgen. Wat blijkt: hei was veruit dominant en strekte zich hier en daar uit tot aan de randen, ofwel de IJssel, de Rijn, de Gelderse Vallei en de kust. Aan de randen stonden ook de meeste bomen en niet zoals vaak gedacht op de hogere zandgronden.
Misschien is dit laatste verhaal nog wel de grootste verrassing. Als we de kaart van 1832 met die van nu vergelijken, dan zijn de verschillen ronduit frappant.

In minder dan twee eeuwen tijd heeft er een soort landschapsomkering plaatsgevonden: tóen groen aan de rand en relatief open terrein gebieden in het midden, nú open randen en in het midden veel bos, veel méér bos: er is flink wat aangeplant.
Voor mij als Veluwenaar was dat een ontdekking, want zulke beelden laten zien dat de hele streek vanouds een eenheid vormt, zowel landschappelijk als cultuurhistorisch en hydrologisch.

En hoe vat je al die verhalen dan samen? Dat is een Ode aan de Veluwe geworden, als inleiding op de atlas: een liefdesverklaring aan dit unieke gebied.