
BLOG | Kees Chardon
Auteur Trudy van der Wees schreef een blog voor WBOOKS naar aanleiding van haar nieuwe boek Kees Chardon | Boegbeeld van het Delfts verzet.
Dramatisch oorlogsavontuur binnen het protestants verzet.
De Jodenspecialist. Zo werd de Delftse advocaat Kees Chardon (1919-1945) binnen het verzet genoemd. Omdat hij deed wat anderen niet durfden: hulp bieden aan Joodse onderduikers. Het moeten er honderden zijn geweest.

Beeld: Kees Chardon (1919-1945)
Aan het begin van de oorlog was onderduiken voor de meeste Joden nog helemaal niet aan de orde. Wie de bui op tijd zag hangen en over de mogelijkheden beschikte, vertrok naar de Verenigde Staten, Zwitserland of Palestina. Onderduiken werd pas een optie als die kansen waren verkeken.
Maar onderduiken was makkelijker gezegd dan gedaan. Joden mochten niet meer werken en hadden dus geen inkomen. Hoe moesten ze hun onderduik bekostigen? Hoe kwamen ze in contact met mensen die hen konden helpen? In veel gevallen hadden ze nauwelijks contacten buiten hun eigen kringetje. Ze waren daarom aangewezen op de hulp van verzetsgroepen of individuele verzetsmensen, zoals Kees Chardon.
Van de 140.000 Joden die voor de oorlog in Nederland woonden, zijn er uiteindelijk 25.000 à 28.000 ondergedoken, onder wie ook baby’s en jonge kinderen. Bijna de helft van de Joodse onderduikers is tijdens de oorlog opgepakt en weggevoerd naar de concentratie- en vernietigingskampen.
Beeld: Joodse familie in het Amsterdamse Olympiastation in afwachting van deportatie naar Westerbork. Foto: Herman Heukers, Beeldbank WO2, NIOD
Kees Chardon kwam op mijn pad in 2005. Ik werkte destijds bij de Delftsche Courant, en ik was toevallig degene die de telefoon opnam toen Margreet Chardon op een dag naar de redactie belde. Margreet was de jongste zus van Kees en zij vertelde me dat Kees tijdens de oorlog in het verzet had gezeten en dat hij Joodse baby’s en kinderen had helpen onderduiken. Voordat die kinderen naar een definitief adres gingen, verbleven ze vaak een paar dagen aan de Spoorsingel 28, waar Kees met zijn ouders en zussen woonde.
Margreet was inmiddels achter in de zeventig en ze vroeg zich af wat er met die kinderen was gebeurd. Hadden ze het overleefd? Wat was er van ze geworden? Indirect verbond ik daar voor mezelf nog een andere vraag aan: was alle moeite die haar broer had gedaan, voor niets geweest, of hadden mensen dankzij hem inderdaad de oorlog overleefd?
Ik vond het een bijzonder verhaal, en ik heb er een artikel over geschreven, gekoppeld aan een oproep. Naar aanleiding daarvan hebben zich enkele van die Joodse baby’s, inmiddels zestigers, bij de redactie gemeld. Twee van hen, Rob Hompes en Maria Brix, wilden Margreet graag ontmoeten. En dat is ook gebeurd.


Beeld: Maria Brix en Rob Hompes, twee van Kees Chardons ‘onderduikbaby’s’, voor de gevel van Spoorsingel 28 in Delft. Foto: Robert Stuyvenberg
Twintig jaar na dit krantenartikel schreef ik een boek over Kees Chardon, waaruit blijkt dat zijn rol voor het verzet veel groter is geweest dan altijd werd aangenomen. Hij had contacten in het hele land en door dit grote netwerk slaagde hij erin voor veel Joden, onder wie ook baby’s en jonge kinderen, een onderduikadres te vinden. Hiervoor werkte hij onder andere samen met de Amsterdamse student Piet Meerburg, die een organisatie wist op te tuigen die erin slaagde om honderden kinderen te redden uit de Joodse Schouwburg. Ook de Amsterdamse Truus Wijsmuller was een belangrijk contact. Wijsmuller, die al voor de oorlog duizenden Joodse kinderen uit Duitsland en Oostenrijk had weten te redden, was er groot voorstander van dat Joden hun kinderen al afstonden voordat ze werden opgeroepen voor transport. Ze praatte zich de blaren op de tong om Joden ervan te overtuigen dat de beste manier om het leven van hun baby of peuter te redden, was het kind af te staan. Het liefst legde ze hiervoor al de eerste contacten tijdens de zwangerschap, zodat er voldoende tijd was om een geschikt adres te vinden en de noodzakelijke valse papieren te regelen.
Beeld: nog voor de oorlog slaagde de Amsterdamse Truus Wijsmuller erin om tienduizend Joodse kinderen uit Oostenrijk en Duitsland te evacueren. Tijdens de oorlog wist ze met behulp van onder andere Kees Chardon een groot aantal Joodse baby’s in veiligheid te brengen. Foto: Rob Kroon (ANEFO), Nationaal Archief.


Kees werkte ook samen met Rika Nods-van der Lans, een van de hoofdpersonen in Sonny Boy, de bekende roman van Annejet van der Zijl. Hij bracht regelmatig Joodse onderduikers bij haar onder, in de Pijnboomstraat in Den Haag. Toen dit adres op 18 januari 1944 werd verraden en alle bewoners werden opgepakt, leidde het spoor al snel naar Kees Chardon, en ook hij werd diezelfde dag nog gearresteerd. Niet alleen hij trouwens, ook zijn ouders werden opgepakt, Joseph en Marrigje, evenals twee zussen, Paula en Cok. Twee verzetsmensen die toevallig aanwezig waren, Hendrik Limburg en Wanda Soetekouw, werden ook opgepakt, evenals een Joods meisje van een jaar of twaalf dat er zat ondergedoken, Betty Springer.
Beeld: een Stolperstein bij Spoorsingel 28 herinnert aan de 12-jarige Joodse onderduikster Betty Springer, die hier op 18 januari 1944 werd gearresteerd, tegelijk met Kees Chardon, zijn ouders, twee zussen en twee verzetsmensen. Foto: Christian Michelidis, Creative Commons
En zo werd de hele familie, door de keuzes en de overtuigingen van Kees, ongewild meegezogen in een dramatisch oorlogsavontuur dat eindigde met de dood van Kees Chardon, eind april 1945, in concentratiekamp Wöbbelin, zo’n honderd kilometer ten oosten van Hamburg.
‘Kees Chardon, boegbeeld van het Delftse verzet’ vertelt het aangrijpende verhaal van deze bijzondere verzetsman, die door zijn rotsvaste Godsvertrouwen veel medegevangenen in het Oranjehotel en de kampen tot steun is geweest. Een verhaal over verzet, verraad én vergeving dat zich afspeelt binnen het protestantse verzet.