BLOG | Vastberaden en veelbelovend – Max van Dam

Blogs 01 nov 2023
Daan Uijterwaal

Het is herfst. Op het parkeerterrein van Singer Laren staan plassen. Met hun rug gebogen zie ik mensen tegen de wind in naar het museum lopen. Ze haasten zich naar binnen voor een bezoek aan de tentoonstelling La grande bleue, schilders van de Méditerranée die het grote verlangen naar het intense blauw van de Middellandse zee verbeeldt.

Op zaal is het druk. Bezoekers dompelen zich onder in kleurrijke schilderijen van grote namen als Gustave Courbet, Pierre-Auguste Renoir, Théo van Rysselberghe en Jan Sluiters. Hun weergave van de schittering van de zon op de zee, van verlaten stranden, van pittoreske vissersdorpjes, van uit zee opstekende rotsen en van mediterrane vegetatie doen de herfst buiten snel vergeten.

Op de tentoonstelling wordt uitgelegd hoe het ontstaan van hun schilderijen nauw samenhangt met sociaaleconomische en culturele ontwikkelingen aan het einde van de 19de en begin van de 20ste eeuw. Door de aanleg van spoorlijnen wordt het dan steeds makkelijker om vanuit Parijs de Zuid-Franse kust te bereiken. Havenplaatsen groeien uit tot luxe vakantieoorden en arme vissersplaatsjes tot kunstenaarskolonies.

Ook bekende Bergense School kunstenaars als Leo Gestel, Else Berg, Mommie Schwarz, Charley Toorop, Matthieu Wiegman en Jan van Herwijnen werken begin 20ste eeuw korte of langere tijd rond de Middellandse Zee. Grote kans dat een deel van de werken van hen die nu op La grande bleue te zien zijn, bijna negentig jaar geleden ook gezien zijn door Max van Dam (Winterswijk, 1910 -Sobibor,1943).

Deze jonge joodse kunstenaar uit Winterswijk besluit al op jonge leeftijd zijn leven te willen wijden aan de kunst. Een keuze waarmee hij het zichzelf niet makkelijk maakt, zeker niet in de crisisjaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog. Dankzij de financiële steun van zijn mecenas Jaap Hemelrijk – die in 1932 de Berger Kunstenaarskring opricht en bij wie Max regelmatig in Bergen verblijft – kan hij in de zomer van 1937 een fietstocht maken naar Zuid-Frankrijk.

Via Perpignan belandt Max in Collioure, een vissersdorp nabij de Frans-Spaanse grens waar sinds de komst van Henri Matisse veel kunstenaars naartoe trekken. Daar aangekomen wordt Max direct getroffen door het licht en de kleuren die hij er waarneemt: ‘t Oord is subliem om te werken – een harmonie van blauwe, roze en witte tonen. Ik ben naar ’t Zuiden gegaan om kleur te vinden. En hier in Collioure is ’t en van een brilliante zuiverheid en ’t licht is van een stralende helderheid en een enorme kracht’, schrijft hij op 31 augustus 1937 aan Jaap Hemelrijk.

Max huurt in Collioure een kamertje waar hij zelf kan koken zodat hij geld kan sparen voor teken- en schildermateriaal. Hij werkt onafgebroken, bijna manisch: ‘Ik vreet de kleur – en de kleur verteert mij’, schrijft hij Hemelrijk op 2 september vanuit Café des Sports. ‘Het blauw van de zee geeft aan de huizen, de bergen en het zand zulk een superbe tonaliteit dat ’t bijna onmogelijk is niet te werken. (…) Er is hier zo veel dat ‘aandringt’ aan mijn talent dat ik handen en tijd te kort kom.’

Max schrijft Jaap Hemelrijk ook dat hij het liefst de winter in Collioure wil blijven. Maar het huren van een kamer kost minimaal vijf francs per dag en hij speelt met de gedachte mee te dingen naar de Prix de Rome om beter in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Eind oktober hakt hij de knoop door: ‘Na een periode van 300 stuks tekeningen en schilderijen kwam de herfst hevig en tragies, kort en geweldig – en ik was er niet tegen gewapend. ’t maakte me kapot, ’t sloeg me neer. (…) Ik werkte om eruit te komen – ik kwam er dieper in – m’n vingers trilden en mijn slapen bonsden.’

Het lijkt erop dat Max van het vele werken, van het voortdurend alle indrukken en emoties op papier zetten, overspannen is geraakt. Driehonderd kunstwerken is een bijna onmogelijke productie voor een verblijf van twee maanden. Zijn hoge productie getuigt van een enorme scheppingsdrang, alsof hij voorvoelt dat zijn leven kort zal zijn.

Na terugkomst in Nederland wint Max in 1938 de prestigieuze Prix De Rome. Zijn kunstenaarschap krijgt erkenning in artistieke kringen, juist op het moment dat hij zich, vanwege toenemend antisemitisme en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zo ‘onzichtbaar’ mogelijk moet maken. In 1942 duikt hij onder en vlucht hij naar Zwitserland, maar wordt hij bij de grens opgepakt en overgebracht naar doorgangskamp Drancy. Van daaruit wordt de dan 33-jarige Max eind maart 1943 gedeporteerd naar Sobibor. Daar weet hij enige tijd als kunstenaar te overleven, maar wordt hij later alsnog vermoord.

Na de bevrijding lijkt behalve Max ook zijn kunstenaarschap vernietigd. Een deel van het werk van de jonge kunstenaar is verloren gegaan, maar mede dankzij de familie Hemelrijk is er ook veel bewaard gebleven. Tijdens het onderzoek voor het boek ‘Vastberaden en veelbelovend – Max van Dam, 1910-1943’, heb ik bijna zevenhonderd werken van Max’ hand kunnen traceren, waaronder zo’n twintig studies uit Collioure. Dwalend door de zalen van Museum Singer Laren laat de gedachte aan al het onbekend gebleven werk van Max van Dam me niet meer los. Tussen alle zonovergoten schilderijen, voelt het toch weer herfst.

 

Vastberaden en veelbelovend – Max van Dam, 1910-1943 is verschenen bij de gelijknamige tentoonstelling in Museum Sjoel Elburg. Te zien tot en met zaterdag 27 januari 2024.

Op de tentoonstelling in Museum Sjoel Elburg zijn vier werken van Max van Dam uit Collioure te zien.