Blog Arnon Grunberg

Blogs 12 mei 2022
Redactie

Arnon Grunberg, schrijver, acteur en medeauteur van het boek Sam Drukker | De man in de spiegel schreef een blog voor WBOOKS.

Sam Drukker is een magere, gespierde man die de indruk wekt regelmatig aan sport te doen. Hij komt vriendelijk en rustig over,ik zou bijna zeggen gebalanceerd, wel-overwogen. Op een wat grauwe namiddag in de februari ontvangt hij me in zijn atelier in Amsterdam, niet ver van de plek waar ik geboren ben, het Wilhelmina Gasthuis.

Ik meen hem ooit ontmoet te hebben maar kan me niet herinneren waar precies en om pijnlijke situaties te voorkomen laatik dat in het midden. De kunst van het sociale verkeer bestaat eruit om veel in het midden te laten, maar ook weer niet zoveel dat het gaat opvallen.

Koffie of thee sla ik af, ik heb weinig tijd. Mijn zelfportret zou kunnen beginnen met de woorden: ‘Weinig tijd, maar er kan een hoop in drie kwartier.’ Misschien zou ik het daar ook bij laten. ‘Ik werk alleen met oude troep, dat weet je misschien,’ zegt Sam. Dat weet ik niet, maar ik veins het te weten. Inderdaad is er veel oude troep in zijn atelier te vinden, maar in welk atelier niet?

Mijn zelfportret zou zeker drie keer het woord ‘veinzen’ moeten bevatten, maar op zo’n manier dat de mensen denken dat veinzen iets moois en knaps is, zoals schaken of tennissen op hoog niveau.

Dan valt mijn oog op schetsen en schilderijen van modellen. Ik herinner me dat ik zelf ook een paar keer naaktmodelben geweest, ik herinner me de opwinding, de macht om naakt tegenover een gekleed iemand te staan, een kunstenaar in kleren. ‘Je hebt altijd meer respect voor iemand anders,’ zegt Sam. Het zelfportret is het portret minus respect, aan-gelengd met al dan niet geveinsde mee-dogen-loos-heid. Ik kijk naar de zelfportretten. Dus zo ziet de kunstenaar zichzelf. Op een ervan lijkt Sam op een oude vrouw, een angstige, ietwat ongelukkige vrouw, een vluchteling.

Er is ook een zelfportret met piemel, alsof Sam zich ervan wilde overtuigen dat hij nog altijd geen oude vrouw is. ‘Lucian Freud,’ zeg ik. Gemeend, geen name dropping, en van deze Freud houd ik ook. ‘Lucian Freud staat me na,’ zegt de kunstenaar. De dood staat ons na, zou ik willen zeggen, maar dat spreekt vanzelf.

Een van de schilderijen van een model vind ik opwindend. Ik zou het model willen ontmoeten, ik zou de werkelijkheid willen vergelijken met de afbeelding, de represen-tatie, hoe je het ook wilt noemen, zoals ik bij de zelfportretten voortdurend de verbeelding kan vergelijken met de realiteit. Ze vallen allebei niet tegen. Ze staan op zichzelf, toch hebben ze elkaar nodig.

Een beschaafd mens zegt echter niet: ‘Waar kan ik dat model ontmoeten?’ Beschaving, in een zelfportret van een beschaafd mens resteert ondanks alle meedogenloosheid toch altijd veel van haar. ‘Ik val voor schoonheid, er zit meer respect in,’ zegt Sam over het werk dat niet uit zelfportretten bestaat. Respect voor schoonheid, zeker, maar is de keerzijde ervan niet de behoefte de schoon-heid te ontheiligen? De heilige schoon-heid is ondraaglijk. ‘Galeries zeggen,’ vervolgt Sam, ‘doe maar geen zelfportretten.’ ‘Het is niet commercieel,’ vul ik aan. Sam knikt. Ik denk aan uitgevers en verkoopcijfers. Ik ben een kapitalist in hart en nieren en toch: verlos ons van de verkoop. Geef ons een mecenas die in ruil voor een miljoen per jaar alleen wat strelingen over rug en hand verlangt en enkele kunstwerkjes waarvan de waarde mogelijk kan toenemen.

Sam wijst op een ander zelfportret. ‘Sommige mensen zeggen, wat kijk je somber. Ik kijk geconcentreerd.’ Ik bestudeer de ogen van de kunstenaar. Die blik kan van alles betekenen. Misschien zou de kunstenaar ook zo kijken vlak voor hij geëxecuteerd wordt.

Ik vertel dat ik bezig ben met een dans-project. Sam zegt dat hij ook gedanst heeft, hij vond het vreselijk. Op het toneel moest hij een model schilderen en toen langzaamaan gaan dansen. De choreografe heette Ornella d’Agostino, een prachtige naam. Ik stel me Sam dansend voor. Moeilijk. Maar hij zal het ook moeilijk vinden zich míj dansend voor te stellen. ‘Dit is een oude tafel,’ zegt Sam, ‘ik heb op de onderkant geschilderd.’ Een vluchtige fantasie: de schilder die op oude mensen schildert. Oude tafels, oude mensen, alles kan gerecycled worden. Men houdt dergelijke fantasieën voor zich. Enkele dagen later komt Sam naar mijn dansvoorstelling kijken. Dans is eveneens een zelfportret. Het viel hem geloof ik mee. Na afloop zitten we aan de bar en hij blijkt de componist van het dansproject, Gary Shepherd, te kennen. ‘Hoe is dat zo gekomen?’ vraag ik. ‘Ik was dj op een feestje van Sam,’ zegt Gary. De geconcentreerde blik van de kunste-naar, de kunstenaar die zichzelf naakt schildert, wat mij althans meteen weer doet denken aan een executiepeloton. De kunste-naar die zichzelf noodgedwongen schildert als het model heeft afgezegd, zoals Sam me vertelde, of als hij zich een beetje verveelt in zijn studio, dat alles is maar een kant van het verhaal. Daarnaast geeft de kunstenaar feesten waarop professionele dj’s komen draaien. Wat gebeurt er op die feesten?

La grande bellezza in Amsterdam. Modellen. Collega-kunstenaars. Een paar hoog-bejaarden. In een achterkamer een séance, de kunstenaar en zijn vrienden spreken op dat soort feesten met de doden. In een andere ruimte doet een circusartiest een act met twee ganzen. Niets ervan is op de schilderijen te zien. De uitspattingen blijven geheim. Na de uitspatting zelfportretten makenop oude troep. Zo doen wij dat. Sam als oude vrouw met muts, Sam als gemankeerde gym-leraar, Sam als expert in de weemoed. Wat heeft de kunstenaar niet gezien? Wat hebben wij niet gezien?

Afbeelding: Sam Drukker | De man in de spiegel