Waarom stopte Cuyp met schilderen?

Blogs 09 feb 2022
Redactie

Sander Paarlberg, conservator oude kunst van het Dordrechts Museum en samensteller van de tentoonstelling In het licht van Cuyp. Aelbert Cuyp & Gainsborough – Constable – Turner schreef een blog voor WBOOKS naar aanleiding van een vraag die bezoekers vaak stellen.

Wat als…? Zo’n onmogelijke vraag roept het leven en werk van Aelbert Cuyp (1620-1691) op. Net als bij veel andere schilders die bekende en geliefde schilderijen nalieten. Misschien niet zo dramatisch als bij Rembrandtleerling Carel Fabritius (1622-1654), die is omgekomen bij de desastreuze ontploffing van het Delftse kruithuis, of de nog jonger gestorven Paulus Potter (1625-1654), maar ook Cuyp lijkt slechts een betrekkelijk korte periode geschilderd te hebben. Het was de 17de-eeuwse schildersbiograaf Arnold Houbraken al opgevallen dat ‘een aantal van de grootste lichten der schilderkunst door ziekte of andere oorzaken vroegtijdig is uitgedoofd.’ Daarbij zal hij niet gedacht hebben aan een huwelijk als oorzaak van het einde van een veelbelovende of succesvolle carrière. Want dat is vaak door kunsthistorici gezegd: na zijn huwelijk in 1658 stopte Cuyp met schilderen.

Bezoekers van de tentoonstelling In het licht van Cuyp. Aelbert Cuyp & Gainsborough – Constable – Turner vragen dikwijls waarom Cuyp zo vroeg stopte met schilderen. Het antwoord: hij trouwde met een rijke vrouw en hoefde niet meer te werken. In 1658, in een periode waarin hij zijn mooiste landschappen schilderde, trad Cuyp op 38-jarige leeftijd in het huwelijk met Cornelia Boschman, de welgestelde, drie jaar oudere weduwe van de regent Johan van de Corput. Financieel was hij binnen. Om den brode hoefde Cuyp niet meer te schilderen. Zijn laatste schilderijen worden inderdaad rond 1660 gedateerd, terwijl de meester van het gouden licht pas in 1691 op 71-jarige leeftijd overleed. Toch is dat antwoord niet helemaal bevredigend. En een vraag die vervolgens ook vaak opkomt: wat als Aelbert Cuyp niet was getrouwd? Wat als hij niet was gestopt met schilderen?

Wie door de zalen loopt van de tentoonstelling In het licht van Cuyp in het Dordrechts Museum kan er niet omheen: de hoge kwaliteit van het werk van Cuyp.

 

Wie door de zalen loopt van de tentoonstelling In het licht van Cuyp in het Dordrechts Museum kan er niet omheen: de hoge kwaliteit van het werk van Cuyp. Er hangen indrukwekkende, zonovergoten landschappen van de schilder uit Dordrecht, vaak met ruiters en koeien. Afkomstig uit belangrijke – vooral Engelse – collecties en musea. Dikwijls zijn het uiterst verstilde landschapen en riviergezichten met een bijzondere, serene sfeer. Een van de mooiste en beroemdste schilderijen van Cuyp is afkomstig uit de National Gallery in Londen: Rivierlandschap met ruiter en vee. Het betreft ook een van zijn grootste schilderijen en vermoedelijk zelfs een van zijn laatste. Een detail ervan staat op het omslag van de Nederlandse versie van de fraai vormgegeven catalogus, en niet voor niets.

Het is niet alleen een absoluut meesterwerk in Cuyps oeuvre, maar ook binnen de Hollandse landschapschilderkunst is het een hoogtepunt. Het hangt normaal op een prominente plek in het Londense museum. Nu is het terug in de stad waar het is gemaakt. Voor het eerst sinds eeuwen. Extra bijzonder, al is het tijdelijk. En het is bijna onmogelijk om er zomaar aan voorbij te lopen. Het aangename, heldere landschap bij zonsondergang trekt meteen de aandacht en blijft boeien, tot in alle details. Daarin zit wellicht ook het succes van het stuk, in een detail: een eendenjager zit linksonder verstopt in de struiken (nog net te zien op de mooie uitsnede op de cover van de catalogus). Dat wekt de suggestie dat de idyllische rust ieder moment doorbroken kan worden met een luid geweerschot. Het is vaak het licht van Cuyp dat indruk maakt, maar hier vooral ook die sfeer.

Wie dit magistrale werk ziet, wellicht dus Cuyps zwanenzang, vraagt zich meteen af waarom hij gestopt is met schilderen. Als je dít kan creëren, als je zo’n talent hebt en zulke schoonheid kan bereiken, waarom dan stoppen? En wat had Cuyp allemaal nog meer kunnen maken? Of is hij bewust gestopt op zijn hoogtepunt? Antwoorden zijn niet gemakkelijk te vinden. En misschien kijken we teveel met een blik van nu. Het is ondenkbaar dat hij het alleen voor het geld deed. Toch schreef Arnold Houbraken, zijn eerste biograaf, dat Cuyp zakelijk en zuinig was en als zinspreuk had: ‘In harde Ryksdaalders komt de mot niet.’ Maar ja, als hij was blijven schilderen had hij nog meer rijksdaalders kunnen verdienen… Houbraken voegde toe: ‘Egter was hy een man van onbesproken leven, en ouderling van de Gereformeerde Kerk.’ Daar zit vermoedelijk de crux. Niet dat hij een saaie en gelovige man was, maar dat hij volledig opging in alle bestuurlijke en kerkelijke taken die hij als ‘regent’ had gekregen.

Cuyp was gestegen op de maatschappelijke ladder. Van een ambachtsman was hij een vooraanstaand man met meer status geworden. Hij was toegetreden tot de elite van Dordrecht. Zijn vrouw was niet alleen vermogend, maar ook zeer godsdienstig en stamde uit een contra-remonstrantse patriciaatsfamilie. Zij was de kleindochter van Franciscus Gomarus. Jawel, die van de Synode van Dordrecht. In alle 17de-eeuwse publicaties en archiefstukken waarin Cuyp genoemd wordt, is dat vrijwel nooit in de hoedanigheid van schilder. Overigens treffen we in de vele testamenten die Aelbert en Cornelia lieten opmaken wel aan dat de tijdens hun huwelijk nog te vervaardigen schilderijen op de langstlevende moesten overgaan (en later ook op hun enig kind, dochter Arendina). Maar of die schilderijen er ooit kwamen weten we niet en lijkt onwaarschijnlijk. Cuyp had het druk met het beheren van het vermogen en al zijn nieuwe baantjes. Hij was bijvoorbeeld in 1660 en 1661 diaken in de Augustijnenkerk en van 1672 tot 1674 ouderling. Vanaf 1673 was ook hij regent van het Heilige Geest- en Pesthuis ter Grote Kerk. Dat stond op de plek waar nu het Dordrechts Museum staat. Ook was Cuyp actief in de rechtspleging, hij was lid van de Hoge Vierschaar van Zuid-Holland (1679-1682). En dat deed hij dikwijls samen met zijn voormalige opdrachtgevers. Hij was toegetreden tot zijn eigen voorname klantenkring. Vermoedelijk vervulde hij die kerkelijke en bestuurlijke taken met dezelfde ambitie die hij als schilder had.

De vraag wat Cuyp allemaal nog meer had kunnen maken, is natuurlijk niet te beantwoorden. Maar de tentoonstelling laat wel zien hoe latere schilders reageerden op het werk van Cuyp. De impact van Cuyps werk in Engeland, waar een ware Cuyp-rage losbarstte in de 18de en 19de eeuw, was enorm. Belangrijke Britse landschapschilders lieten zich inspireren door Cuyp. En zo werd zijn schilderwerk in zekere zin toch voortgezet.

p.s.
De aan het begin genoemde jonggestorven schilders Fabritius en Potter zijn beiden vooral bekend van één wereldberoemd schilderij met een dier: het puttertje van de eerste en – eveneens in het Mauritshuis – de stier van Potter. Cuyp was vooral een dierenschilder en heeft ook een uiterst bijzonder dier geschilderd, dat in de 17de eeuw in Dordrecht waarschijnlijk een bezienswaardigheid was, de stokoude eend Sijctghen of Sijtje. De eend van Cuyp hoort eigenlijk in dat rijtje met beroemde dieren in de kunst thuis. In het Dordrechts Museum maakt Sijtje gelukkig altijd veel indruk op bezoekers.

Sander Paarlberg

Dordrechts Museum