Onderwijzers, leraren, hoogleraren, tekenaars, fraters, predikanten, cartografen. Allemaal begonnen ze vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw schoolkaarten te maken. Het vak aardrijkskunde was ingevoerd in het onderwijs en leerlingen moesten zich eigen maken hoe hun provincie, land en wereld in elkaar zat. Uitgevers doken gretig op deze nieuwe markt. Het leverde een enorme berg schoolwandkaarten op, meestal aan karakteristieke houten stokken zodat uitrollen en oprollen van de kaarten gemakkelijk was.
In De wereld tussen twee stokken staan vijftig opvallende wandkaarten van allerlei soorten en maten op een rij. Ze fascineren door hun vormgeving, details of juist eenvoud, kleurgebruik, bergtekening, symboolgebruik, politieke boodschap en koloniaal verleden. Bij elke kaart staat een sprekend verhaal: hoe is de kaart ontstaan, wat speelde er destijds in de wereld, wie zijn de makers en wat wilden ze met hun noeste arbeid bereiken? De kaarten maken meteen duidelijk hoe ingrijpend onze wereld veranderd is en zijn een feest van herkenning.