Abraham Reiss was de grootvader van acteur en schilder Jeroen Krabbé. Reiss was een succesvol diamantair in Amsterdam totdat de beurskrach van 1929 hem beroofde van zijn vermogen. Na de Duitse inval in Nederland werd Reiss samen met familieleden gedeporteerd naar Westerbork en vervolgens naar et vernietigingskamp Sobibor. Daar werd hij in juli 1943 bij aankomst vermoord.
Jeroen Krabbé vertelt het levensverhaal van zijn grootvader in een serie van negen monumentale schilderijen. Zijn zondagse fietstochten in 1904, de laatste zomer in Oostende in 1929, de depressie in Amsterdam in 1940 en de gruwel van de kampoen in 1943. Daarbij baseerde Krabbé zich op brieven, overgeleverde familiegeschiedenissen en boeken over de Holocaust en Sobibor.
In De ondergang van Abraham Reiss. 9 schilderijen door Jeroen Krabbé zien we de negen schilderijen en een selectie van persoonlijke objecten waar deze op zijn gebaseerd. Ook wordt Krabbé geïnterviewd door Joosje Lakmaker. Een ode in verf die zowel het leven van Reiss viert als herinnert aan de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog.