Er is maar één officieel erkende Nederlandse surrealist: Johannes Hendrikus Moesman (1909-1998).
Als Moesman in de jaren twintig van de twintigste eeuw een Utrechtse kunstboekhandel binnenstapt en daar in aanraking komt met surrealistische tijdschriften uit het buitenland, wordt een groot kunstenaarschap geboren. De internationale surrealisten verzetten zich tegen wat zij zagen als het verstikkende rationalisme van hun tijd en vierden de ultieme vrijheid van het onderbewuste, de dromen en de erotische fantasie. Voor Moesman was dit niet minder dan een openbaring: in de surrealistische verbeelding kon hij uiting geven aan zijn obsessie met vrouwen en seks en, in zijn latere jaren, aan zijn sadomasochistische geaardheid.
In Moesman. Surrealisme en de seksen wordt het oeuvre van Moesman gepositioneerd in de context van zijn internationale, surrealistische tijdgenoten. Voor het eerst is daarbij ook veel aandacht voor vrouwelijke kunstenaars, die lange tijd in de schaduw stonden van hun mannelijke collega’s.