In Den Haag ontstond in de jaren vijftig een eigen artistieke dynamiek
‘Bovenal vrij’ wilden ze zijn, de schilders en beeldhouwers van vlak na de Tweede Wereldoorlog die we kennen als ‘Nieuwe Haagse School’. Géén dogma’s, niet te veel theorieën, niet vastleggen op figuratief dan wel abstract werk. Er telde maar één ding, en dat was dat je karakter tot uiting kwam in je werk.
‘Zoals de vogels zingen’, zei Paul Citroen, ‘zo moeten we werken’. Dus de één teer en fijnbesnaard, de ander luid en schel. Subtiele figuratie of radicale expressie, het kon allemaal in Den Haag. ‘Bovenal vrij’ was niet zomaar een uitspraak, maar een gevoel, een levenshouding die tot in de haarvaten van de Haagse kunstwereld en haar bestuurders was doorgedrongen. Dit boek biedt een uitgebreide, kleurrijke blik op de diversiteit van de Haagse beeldende kunst in de periode 1945-1975. Het boek geeft behalve een overzicht van de Haagse kunstenaarsgroepen (Equipe, Verve, De Nieuwe Ploeg, Posthoorngroep, Atol, Fugare, ODIS en Haagse aquarellisten) ook biografieën van de kunstenaars. Paul Citroen, Lotti van der Gaag, Piet Ouborg, Co Westerik en vele anderen: ze komen allemaal aan bod.