In 2021 is herdacht dat 600 jaar geleden een hevige overstroming de omstandigheden schiep waarin de Biesbosch kon ontstaan. In de nacht van 18 op 19 november 1421 brak de Sint-Elisabethsvloed door de dijken van de Groote Waard, waarna deze grote polder tussen Dordrecht en Geertruidenberg in een binnenzee veranderde. Al dat water en dit bijzondere landschap heeft door de eeuwen heen vele kunstenaars aangetrokken. Aelbert Cuyp (1620-1691) uit Dordrecht was de eerste die zich buiten de stad waagde en zich liet doordringen van zijn schilderachtige omgeving.
In de 19e en 20e eeuw verlegden kunstenaars hun blik van schaatsenrijders, schepen en de ruïne aan de oever van de Merwerde, naar de natuur. Daarvan getuigen werken van onder meer Marinus Reus (1865-1938), Elias Boonen (1860-1931), Bernard Koldeweij (1859-1898), Cor Noltee (1903-1967), Thomas van Heck (1910-2006) en Steef Wijnhoven (1898-1969). Een van de ruigste natuurgebieden van Nederland oefent ook aantrekkingskracht uit op een nieuwe generatie kunstenaars, zoals schilders Sjane de Haan (1954) en Rutger van Bruggen (1987).
Het boek De schilders van de Biesbosch is een nieuw deel in de succesvolle reeks over kunstenaarskolonies in Nederland. In tegenstelling tot de kolonies die in de tweede helft van de 19e eeuw in Nederland ontstonden is de Biesbosch echter een plek waar de kunstenaar op zichzelf was aangewezen. In die zin is er nooit sprake geweest van een kunstenaarskolonie. Iedere kunstenaar heeft op een eigen manier de schoonheid van de unieke wildernis willen vastleggen. Het unieke landschap heeft hen samengebracht.