De nieuwe zakelijkheid in de Nederlandse architectuur
De beweging van het nieuwe bouwen kende in de jaren 1950 zijn grote doorbraak onder het motto ‘Licht, Lucht en Ruimte’, met ruim opgezette tuinsteden en strakke, haast transparante, hoogbouw. Maar het fundament van het nieuwe bouwen werd al ruim honderd jaar geleden uitgelegd.
Een eeuw geleden gingen jonge architecten en ingenieurs als J.J.P. Oud, Jan Duiker, Gerrit Rietveld en Leen van der Vlugt zich afzetten tegen historische bouwstijlen (en de Amsterdamse School), op zoek naar een nieuwe architectuur. Deze moest functioneel, hygiënisch en betaalbaar worden. Ze experimenteerden met nieuwe materialen – ‘het edele glas, het blanke staal en het oneindig dienstbare beton’ – en met nieuwe vormen en kleuren, geïnspireerd door De Stijl-kunstenaars Piet Mondriaan en Theo van Doesburg. De beweging was klein, maar internationaal georganiseerd. In Duitsland werkten onder anderen Walter Gropius en Ludwig Mies van der Rohe en in Frankrijk Le Corbusier. Ze was ook veelzijdig en richtte zich naast architectuur op meubelontwerp en stedenbouw. Door het experimentele en provocatieve karakter kreeg het nieuwe bouwen aanvankelijk veel kritiek (er ging ook wel het nodige mis), maar de vele afbeeldingen in dit boek laten zien dat de toen nog jonge architecten voor vele technische vernieuwingen en een geheel nieuwe esthetiek in architectuur en vormgeving hebben gezorgd.